Ex-hoofdredacteur Jaarboek Flehite wijdt zich aan lezen en schrijven

20 februari 2008 om 00:00 Nieuws

Twee maanden nadat de meeste recente uitgave van ‘zijn’ Jaarboek in stadscafé De Observant presenteerde en daarmee afscheid nam, is het duidelijk dat een last van zijn schouders is gevallen. ,,Ik zal heus nog wel eens een artikel schrijven over een onderwerp dat me na aan het hart ligt”, zegt Ayolt Brongers (75), duidelijk op zijn gemak in de woonkamer van zijn woning aan de Huijgenslaan. De stapeltjes boeken die verspreid over enkele tafeltjes liggen, verraden zijn favoriete tijdverdrijf en vormen in feite nog maar het topje van de ijsberg. ,,Maar ik hoef gelukkig niet meer de verantwoordelijkheid op me te nemen voor het op tijd laten verschijnen van het Jaarboek. Dat was heel arbeidsintensief werk. Je moet met veel mensen contact onderhouden zoals met auteurs en potentiële auteurs en hen soms manen tot aanleveren. Ik wilde wel eens weer wat anders doen, bijvoorbeeld zelf artikelen schrijven.”

Kolf

Brongers werd in 1933 geboren in Den Haag. Met een grootvader, vader en oom die allen sterk in geschiedenis of archeologie waren geïnteresseerd, is het niet verwonderlijk dat de jonge Brongers een brede belangstelling voor de geschiedenis kreeg. ,,Mijn oom verzamelde van alles op het gebied van tabaksgebruik en mijn vader hield zich bezig met sportgeschiedenis. Als gevolg daarvan zit ik nog steeds in een stichting die zich bezighoudt met de geschiedenis van golf in Nederland”, vertelt hij, het gesprek subtiel sturend naar één van zijn favoriete onderwerpen. Over deze sport heeft hij ook een artikel geschreven: ‘Een kwantitatief onderzoek naar de opkomst van het kolfspel’ (1993). ,,Het spel is in Nederland ontstaan. De oudste vermeldingen zijn uit 1360 in Brussel en uit 1390 in Brielle”, vertelt hij met een vriendelijke glimlach. Het was toen nog een spel dat werd gespeeld met zwiepende stokken met een stuk lood aan de onderkant. Daar kun je een bal een behoorlijke snelheid geven. Het ging erom om in zo min mogelijk slagen de bal in een hole te slaan, net zoals bij het huidige golf. Maar kolf was destijds veel meer een volkssport in Nederland dan golf heden ten dagen. Later werd kolf een binnensport, te vergelijken met een groot biljart. En er is ook zeker een relatie met het moderne biljart. In de negentiende eeuw werd het moderne golf in Engeland ontwikkeld en kwam later weer terug in Nederland.”

Ondanks zijn met de paplepel ingegoten liefde voor de geschiedenis, koos hij aanvankelijk een totaal andere weg. ,,Ik was goed in natuurkunde en scheikunde en ben dat toen ook gaan studeren. Naarmate de studie voortschreed, ging ik nadenken over wat ik er eigenlijk mee wilde. Wilde ik de zuivere chemie in en werken bij Shell of Unilever en dan het onvermijdelijke management van een laboratorium ingaan? Omdat ik interesse in de geschiedenis had vroeg ik mij af of dat niet te combineren was.” Die gedachte was in die tijd nog niet een voor de handliggende. ,,Rond 1960 solliciteerde ik bij het Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort. Daar waren geen natuurwetenschappers in dienst en er was ook nog geen laboratorium. Ik heb ze voorgelegd dat er op dat vlak nieuwe mogelijkheden waren en vroeg hen of dat niet iets voor hen zou zijn. Dat bleek het geval. En vanaf 1962 deed ik natuurwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van historisch/archeologisch onderzoek. Ik hield me bezig met datering, het bepalen van de voormalige baktemperaturen van keramiek.”

Samen met zijn vrouw Lide verhuisde hij naar Amersfoort en vatte een liefde op voor de geschiedenis van die stad. De omvang daarvan en die voor de geschiedenis in het algemeen, laat zich prachtig aflezen aan zijn bibliotheek, een verzameling boeken die verre van doorsnee te noemen valt. Zelfs de voorbereide bezoeker valt de mond van verbazing open. Het huis is onderkelderd en in de boekenkasten staan zo’n 60.000 boeken, natuurlijk grotendeel allemaal gelezen. En dan uiteraard volgens Brongers’ eigen definitie, zoals die te lezen staat in het Boekwoorden woordenboek, dat betekent dat geen letter aan de ogen is ontsnapt. Dat boek zal trouwens volgend jaar opnieuw worden uitgegeven, deze keer ook met afbeeldingen.

Een ander boek van zijn hand is Het ABCDarium voor de Boekensneuper (1992). ,,Dat woord heb ik ingebracht in de Nederlandse taal en het staat ook in de Van Dale”, zegt hij met enige trots. ,,Sneuper is een van oorsprong Fries woord. Het betekent ‘door een leek met nieuwsgierigheid onderzoek doen’. In Friesland heb je vogelsneupers, maar ook sneupers die hun stamboom onderzoeken.” Een boek dat hij zelf nog geregeld inslaat, ook al heeft hij het zelf geschreven, is de Historische Encyclopedie van Amersfoort (1998). ,,Ik ben misschien zelf wel de meest intensieve gebruiker van dat boek, je kunt tenslotte niet alles tot in detail weten.”

Hoogteverschillen

In Amersfoort ging hij zich bezighouden met de structuur van de oude stad. ,,Je woont hier nu eenmaal en dan kijk je ook om je heen en zie je van alles. Waar ik mij op ging richten waren de uiterst geringe hoogteverschillen in de binnenstad.” Hij wacht een kort moment om die zin goed door te laten dringen tot de toehoorder. ,,Loop maar eens de Langestraat in vanaf de Varkensmarkt richting de Joriskerk. Je zult zien dat het daar iets omhoog loopt. Na de kerk gaat het weer iets naar beneden. Dat hoogteverschil van een meter betekent wat. Vroegere bewoners hebben er gebruik van gemaakt door de kerk op het hoogste punt neer te zetten. En dat is ook archeologie: het is niet altijd graven, maar ook kijken naar het landschap. Wil je iets over het Amersfoort van voor 1028 weten, is er maar een weg: de archeologische.” Met een lachje vervolgt hij: ,,Ik heb de hoogteverschillen ooit aan een Zwitser laten zien. Die moest er toen verschrikkelijk om lachen. Voor sommigen klinkt het misschien als de nieuwe kleren van de keizer, als dingen die er niet zijn, maar ze zijn er wel degelijk.” Onverstoorbaar gaat hij verder. ,,Akkercomplexen kun je bijvoorbeeld aan de hoogteverschillen lokaliseren. Daarmee kun je bevolkingsdichtheden vaststellen in de prehistorie. Door die hoogteverschillen in kaart te brengen zie je ook dat er om de 4 à 5 kilometer concentraties van die akkercomplexen zijn. Dat betekent dan dat er niet alleen akkerbouw werd bedreven, maar dat er ook een dorpje was.”

Hij benadrukt dat hij er op getraind is die hoogteverschillen te zien. ,,Maar er zijn tegenwoordig ook nieuwe technieken. Je kunt vanuit een vliegtuig laserbundels loslaten op het aardoppervlak en dan kun je zelfs hoogteverschillen van 3 centimeter zien. En ook die betekenen wat. Daar heb ik een artikel over geschreven, in het jaarboek van 2005.”

Jaarboek

Het gesprek komt terug op het Jaarboek. ,,Ik kwam 35 jaar geleden bij het Jaarboek, toen nog een tijdschrift, terecht. Ik was door de oude heer Kemperink gevraagd bij de redactie te komen, hij was historicus en de motor achter het tijdschrift. In 2000 hebben we kans gezien er een Jaarboek van te maken. Dat is eenvoudiger dan het runnen van een tijdschrift.”

De invloed van het vaktijdschrift was groot. Zo stelde Amersfoort in 1983 een stadsarcheoloog aan. ,,Dat die dienst hier kwam, ben ik niet helemaal onschuldig aan. Ik had een artikel geschreven over de mogelijkheid voor het bedrijven van archeologie in de stad.”

Brongers was bovendien van 1970 tot 2003 lid van de gemeentelijke monumenten-commissie. Voor zijn inzet op het gebied van monumentenzorg en archeologie kreeg hij in 2003 de gemeentepenning van de stad Amersfoort.

Zijn maatschappelijke functie heeft hij de laatste jaren afgebouwd, maar zijn fascinatie voor hoogteverschillen blijft. ,,In die richting is nog heel veel te doen. We zijn misschien nog maar net begonnen om er iets van te begrijpen. Ook zijn de archieven nog niet allemaal gelezen.” Hij zal dan ook nog geregeld even buurten bij de archeologen om op de hoogte te blijven van waar ze mee bezig zijn. Maar het figuurlijke zweepje zal zo nu en dan hooguit voor zichzelf worden gebruikt. ,,Deadline is deadline. Daar houd ik mij zelf ook aan.”

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie