COLUMN

24 mei 2021 om 13:29

Wortels

‘Yu no man broko mi’, de vaak herhaalde zin uit het Eurovisie Songfestival-liedje van Jeangu Macrooy. ‘Je krijgt me niet kapot’, betekent het. Een lied vol hoop vanuit het perspectief van de vernederde zwarte, de slaafgemaakte. De mens die niet als mens werd gezien. ‘Mi na afu sensi, no wan man e broko mi – ‘Ik ben een halve cent, niemand kan mij breken’, gaat het lied verder. Ook al tel ik in jouw ogen niet mee, breken kun je me niet.


Jeangu woont zeven jaar in Nederland en vertegenwoordigt ons land dus op het Songfestival. Daarmee is zijn liedje in principe een liedje van ons allemaal. En voel ik me uitgedaagd er iets mee te doen.


De clip die bij zijn nummer hoort, laat de wortels van Jeangu goed zien: de zwarte gemeenschap, cultuur, religie. De boodschap is helder: de verdrukking van de slavernij is niet het einde van de geschiedenis geweest. We zijn er nog, ‘het is de geboorte van een nieuwe tijd’.


Die nieuwe tijd deel ik met Jeangu. We zijn samen nu hier. En als hij wijst op zijn wortels word ik uitgenodigd na te denken over mijn wortels. Ik met mijn wortels in dit land waar ik al mijn hele leven woon. Waar de ouders van mijn ouders zeker hier geboren en getogen zijn geweest. Ik heb me nooit gedrongen gevoeld mij met mijn afkomst echt bezig te houden. Maar als Jeangu zingt van een halve cent en de onverzettelijkheid van de vernederde, dan roept dat bij mij wel de verhalen op van mijn moeder Riet Spaans. Hoe zij, geboren in 1925, als twaalfjarige, als meisje-voor-dag-en-nacht, inwoonde bij een rijk gezin. Hoe ze apart at in de keuken. Hoe zij zag dat die kinderen wel naar school gingen. Hoe het gezin wel op vakantie kon. Mijn moeder heeft de vernedering van het ondergeschikt zijn haar hele leven met zich meegedragen en ook zij heeft haar hele leven gestreden tegen de opgelegde minderwaardigheid: ‘Ik ben dan wel in jouw ogen een halve cent maar breken zul je me niet.’ En gevochten heeft ze: om haar middenstandsdiploma, steno en typen, Duits en Frans via de Volkshogeschool, haar brevetten om gymnastiekonderwijs te geven. Niks geen halve cent! Maar laten zien dat je wat waard bent, dat je gezien mag worden.


De slavernij ligt ongeveer 150 jaar achter ons. Ongeveer, want de positie van de oud-slaven was daarmee nog lang niet verbeterd. Tot 1954 was het land kolonie van Nederland. Pas sinds kort (2018) zijn de slavenregisters digitaal geopend en kunnen zwarte Surinamers hun persoonlijke geschiedenis bekijken. Iedereen die ziet hoe lang het trauma van de oorlogen in Europa doorwerkt, hoe pijn en verdriet uit het verleden nog steeds gevoeld worden, kan zich misschien iets voorstellen bij de gevoelens die Jeangu met ons deelt: ook al werden we gezien als een halve cent, we zijn hier, ongebroken. Voor mij een prikkelend refrein om stil te staan bij vernedering, uitbuiting en ontkenning van mensen. Want die zijn er nog steeds. En zullen ook steeds weer opnieuw ontstaan.


Paul van der Harst