Mannen gingen onder andere werken in de matrassen- en mattenmakerij.

19 maart 2008 om 00:00 Nieuws
Als eerste geneesheer-directeur werd de niet-joodse dr. Nico J. Lemei gekozen. AMERSFOORT - Op 17 april zal de complete verhuizing van het joods psychiatrisch ziekenhuis Sinaï Centrum naar Amstelveen een feit zijn. Oudere psychiatrische patiënten en de meeste verstandelijk gehandicapten hebben dan in Amstelveen een nieuwe woonplek gevonden. Een aantal van de vaste bewoners zal nog min of meer zelfstandig te Amersfoort blijven wonen. Daaronder zijn zelfs enkelen voor wie dit de tweede grote omslag in hun leven is, want als klein kind werden ze al opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis ‘Het Apeldoornsche Bos’ te Apeldoorn. Twintig jaar geleden kwam ik zelf naar Amersfoort om als gastvrouw te gaan werken in het Sinaï Centrum. Ik liep eerst enkele weekenden mee met een vrijwilligers-echtpaar. Nog nooit was ik met een psychiatrische patiënt in aanraking geweest en ik moet zeggen dat het niet meeviel. Vooral toen de bewoners van de zwakzinnigenafdeling en masse op mij afstormden, moest ik toch wel even flink slikken. Ik had alleen ervaring als jeugdleidster en die zette ik in arren moede in. Misschien dat het daardoor meteen klikte met deze jeugdige patiënten, vooral toen zij begonnen te zingen, want die liedjes herinnerde ik me uit mijn vroege jeugd. Destijds gingen we eens per jaar met de kinderen van de joodse school uit Enschede naar een landdag op de Veluwe. We werden met een bus vervoerd die even een omweg maakte naar Apeldoorn om de kinderen van ‘Achisomog’ op te halen. Deze kwamen al zingend de bus binnen. En het waren deze herinnering en deze liedjes die tussen mij -intussen volwassen- en de jongere verstandelijk gehandicapten een band schiep die er tot de dag van vandaag nog is. Het ‘Paedagogium Achisomog’ maakte deel uit van de joods psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bos’, dat na een zeer lange voorgeschiedenis op 24 mei 1909 te Apeldoorn werd geopend en heeft bestaan tot 1943. Joodse psychiatrische patiënten buiten Amsterdam werden in algemene psychiatrische instituten opgenomen, maar de ervaring leerde dat het beter was om de joodse patiënt in de eigen leefwereld te kunnen opvangen. Daarom werd een aparte joodse inrichting noodzakelijk geacht, waarbij het kosjere voedsel, het vieren van sjabbat en feestdagen en de aanwezigheid van een synagoge de zieken een gevoel van thuiszijn moesten geven. Deze belangrijkste waarden van joods leven worden ook nu nog in het Sinaï Centrum gehandhaafd. Hoewel Apeldoorn ver af lag van Amsterdam, waar de meeste patiënten vandaan kwamen, had men hier de mogelijkheid meerdere paviljoens te bouwen voor de verschillende doelgroepen te midden van overdadig groen. Als eerste geneesheer-directeur werd de niet-joodse dr. Nico J. Lemei gekozen, want men vond zijn bekwaamheid op het moeilijke gebied van de psychiatrie belangrijker dan zijn religieuze achtergrond. De opperrabbijn van Gelderland Lion Wagenaar had er vertrouwen in dat dr. Lemei de joodse identiteit zou handhaven: ,,Een humaan consciëntieus man, die bereid zal zijn in alle opzichten mee te werken om de strenge handhaving der rituele voorschriften te verzekeren.” Dr. Lemei was voorstander van het contact van de patiënten met de buitenwereld en arbeidstherapie, een nieuwe zienswijze in de psychiatrie, waar bedrust en baden tot dan toe de enige behandelingen waren. Om ook het lijden van de meest opgewonden patiënten te reguleren, werd de therapie aangevuld met medicatie, zoals morfine en opium. Hij wilde de patiënten, zo veel als mogelijk was, binnen de inrichting, vrijheid geven. Noodgedwongen moest hij zich echter voornamelijk bezig houden met de voltooiing van de bouw en het begin van de exploitatie van de inrichting te Apeldoorn. Onder zijn opvolger, dr. Jan Kat ontwikkelde ‘Het Apeldoornsche Bosch’ zich tot een van de meest toonaangevende psychiatrische ziekenhuizen in Nederland door het invoeren van de therapie van de Duitse arts Hermann Simon. De actievere therapie die men nu volgde, bracht een totale omwenteling in de verzorging van de geestelijk gehandicapten teweeg. Naar inzicht van dr. Kat moest het krankzinnigengesticht uit zijn isolement worden gehaald en behoefden de mensen er niet voor altijd te worden opgesloten. Ook moest er aan preventieve zorg worden gedaan, zodat patiënten niet meer in klinieken terecht zouden komen en er moest daarnaast een actief beleid van nazorg komen om terugval van ontslagen patiënten te voorkomen. Na zijn pensionering in 1936 werd dr. Kat opgevolgd door ditmaal een joodse geneesheer-directeur, dr. Jacques Lobstein die het werk in dezelfde lijn voortzette. (Als eerbetoon werden twee vleugels van het latere joods psychiatrisch ziekenhuis te Amersfoort naar hen genoemd). Het actievere beleid deed zelfs de meest onrustige patiënt erg goed. Door de geweldige ruimte die men in Apeldoorn had, konden extra paviljoens voor handenarbeid gerealiseerd worden naast de huishoudelijke taken die de vrouwelijke patiënten te doen kregen. Mannen gingen onder andere werken in de matrassen- en mattenmakerij, timmermanswerkplaats en kleer- en schoenmakerij. Dit alles wel onder leiding van gekwalificeerd personeel. In onze tijd is het heel gewoon dat psychiatrische patiënten in speciale werkplaatsen zinnig werk hebben en zelfs, net als iedereen in de huidige tijd flink moeten presteren. De sjabbatvieringen in ‘Het Apeldoornsche Bosch’ vormden een hoogtepunt in de week. Dr. Lemei bracht het zo onder woorden: Des vrijdagsmiddags houdt alle werk tijdig op, zodat allen opgefrist en wel voor het intrede van de sjabbat op de afdelingen zijn. Ook hierbij werd een nieuw fenomeen zichtbaar, de persoonlijke hygiëne die in de vroegere overvolle inrichtingen niet mogelijk was geweest. Daar heerste de tuberculbacil en andere infectieziekten, want de patiënten spuugden en hoestten vrij om zich heen, terwijl ze het ook niet zo nauw namen met hun uitwerpselen. De grote armoede die er heerste, had als gevolg dat het eten weinig, ongezond en slecht was. In ‘Het Apeldoornsche Bosch’ werd ook hieraan veel aandacht besteed en nog steeds staat de keuken van het joods psychiatrisch ziekenhuis, nu te Amersfoort, in den lande zeer goed bekend. Zo zelfs dat ook de maaltijden voor het gevangeniswezen, alleenwonende bejaarden, zieken en kosjere partijen daarvan betrokken worden. Vanaf 1925 werden kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en zwakzinnige kinderen, die tot dan toe verpleegd werden tussen de volwassenen, in vier apart villa’s vlakbij het terrein van ‘Het Apeldoornsche Bosch’ opgevangen. Elk huis bevatte een woon-, eet- en speelkamer, een leslokaal, een kamer voor bezigheidstherapie en slaapkamers die door vier kinderen gedeeld werden. Elke groep kinderen had een eigen begeleider en men probeerde zoveel mogelijk een gezinssituatie te benaderen. Aan het hoofd van het totale ‘Paedagogium Achisomog’ (‘hij die zijn broeder steunt’) stond een hoofdverpleegster, die zich ‘tante’ liet noemen. De supervisie was geheel in handen van geneesheer-directeur Jan Kat. In 1930 werd Philip Fuldauer aangesteld als pedagoog-onderdirecteur. Hij kreeg de algehele leiding van internaat en school in handen. In 1934 verhuisden de kinderen naar het kindertehuis dat inmiddels op het eigen terrein voor hen was gebouwd. Ruim een half jaar later werd ook de school op het eigen terrein officieel in gebruik genomen. Later zou het paviljoen Benjamin, bestemd voor zwaar verstandelijk gehandicapten eraan toegevoegd worden. Destijds al was het onderwijs zo goed en zo aan de geestelijk gehandicapten aangepast, dat ik als lerares joods onderwijs in het Sinaï Centrum maar een joodse feestdag hoefde te memoreren of de liedjes en gebruiken van die bepaalde dag werden uit het geheugen meteen tevoorschijn getoverd en was het geven van onderwijs altijd één groot feest. Psychiatrische Zorg in Het Apeldoornsche Bos en het Sinaï Centrum Deel I
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie