Samen leven, samen werken

22 augustus 2007 om 00:00 Nieuws

,,Het gezin van onze zoon woont in een dorp op het randje van de zogenoemde sjtachiem - ‘gebieden’. Het dorp ligt ongeveer 20 minuten rijden vanaf het vliegveld tussen Tel Aviv en Jeruzalem. We waren er een half jaar niet geweest en opnieuw viel het ons op hoeveel er was bijgebouwd. Het dorp is omringd door een hekwerk en je kan er met de auto alleen binnenkomen als je de bewaakte ingang neemt. Veel stelt die bewaking niet voor, want er werd nauwelijks naar onze huurauto gekeken en wijzelf hoefden niet uit te stappen om gecontroleerd te worden. Ook het hek stelt niet veel voor, want regelmatig wordt er een gat in geknipt, waardoor de bouwvakkers vanuit het naburige Palestijnse dorp sneller naar hun werk in het door Israëliërs bewoonde dorp kunnen gaan. In hun eigen land wordt niet erg veel gebouwd, want het geld dat onder andere via de EU binnenstroomt, bereikt de gewone Palestijn niet. Met hard werken in de genadeloze zon moeten ze hun sjekeltjes (Isr. centjes) bij elkaar schrapen net als de Israëlische buurman.

Nechamah Mayer op bezoek in Israël AMERSFOORT/TEL AVIV - ,,Opnieuw werd onze assistentie ingeroepen. Onze kleinkinderen hadden vakantie en onze schoondochter wilde na een jaar intensief met haar zieke zoontje bezig geweest te zijn, wel weer eens haar werk oppakken. Zij illustreert kinderboeken en lesmateriaal. Dus togen wij onverwacht naar Israël, waar het op dat moment 40 graden was. Zowel de ziekte van ons kleinzoontje als de temperatuur baarde ons zorgen, maar niet de onveilige situatie waarop iedereen die wij in Amersfoort spraken ons wees.”

door Nechamah Mayer-Hirsch

‘s Morgens al heel vroeg hoor je het getimmer en gedoe van de bouw en moet je als de wiedeweerga je kleren aantrekken, want binnen het uur wordt er op de deur geklopt en wordt er naar water gevraagd. Liters water worden door mijn schoondochter ‘s avonds voor hen ingevroren. Soms vragen ze er weggooibekers bij, soms Turkse koffie. Op zekere ochtend had ik zo genoeg van al die lege flessen die rondom het huis slingerden, dat ik ze ben gaan verzamelen en in de vuilnisbak heb gekwakt. Pas daarna realiseerde ik me dat ze die flessen nodig hadden om zich te wassen voor ze hun gebed gaan doen. De andere flessen werden steeds netjes ‘s middags teruggebracht om de volgende dag weer gevuld te kunnen meenemen.

Als dank kwamen ze soms met een bak olijven aanzetten of met sabre’s, de heerlijk zoete vruchten van de cactus. Op vrijdag hebben ze hun vrije dag en dan zou ik met de Palestijnse klusjesman een interview houden over de verhouding tussen de twee bevolkingsgroepen die daar vreedzaam, maar nog niet vriendschappelijk samen leven. Helaas moest onze zieke kleinzoon weer naar het ziekenhuis en ging het interview niet door. Toen wij met de andere kinderen in het ziekenhuis op bezoek kwamen, rende de jongste van 3 jaar meteen naar de moeder van het kindje dat op dezelfde kamer lag. Lachend gaf ze onze kleindochter een zakje Bamba’s, het equivalent van chips, waarop ook de andere twee naar haar toe kwamen. Wij mochten wat fruit uit haar goed gevulde fruitschaal pakken, allemaal uit eigen boomgaard. Omdat ze geen hoofddoekje droeg, had ik helemaal niet in de gaten dat ze een Palestijnse was, een moeder die dezelfde zorgen voor haar zieke kindje had. Toen zag ik pas dat op het zakje Bamba’s geen Hebreeuwse letters, maar Arabische letters waren gedrukt. Maar in het Hebreeuws was er wel aan toegevoegd dat de Bamba’s kosjer waren, voor joden geoorloofd voedsel.

In het ziekenhuis zelf liepen veel Arabische families met het hele gezin rond, herkenbaar aan de witte hoofdbedekking van de vrouwen. De Arabische mannen liepen er blootshoofds, terwijl de meeste joodse mannen een hoofdbedekking droegen. Wat is het verschil? Allemaal hadden ze dezelfde zorgen, dezelfde dokter, dezelfde verpleging voor hun kinderen.

Op de terugweg kwamen we een waterdrager met ezeltje tegen, een teken dat we in het diepe Midden-Oosten waren. Nadat we bij een Palestijnse pomp benzine hadden getapt, gingen we weer naar ons eigen dorp langs dezelfde weg als waarlangs de Palestijnse bouwvakkers naar huis gingen. Het werd me afgeraden te proberen in hun dorp binnen te gaan om voor dit krantenartikel vragen te stellen. Maar ik wilde u wel deelgenoot maken van het leven dat nooit de krant haalt en dat perspectief biedt voor de toekomst.”

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie