Moest tijdens naar Duitsland voor de Arbeitseinsatz

12 januari 2011 om 00:00 Achtergrond

De familie Rijnders is internationaal georiënteerd: Jans zoon werkt als medisch bioloog in Zuid-Afrika, dochter Anke ging de wereld over als topzwemster, kleinzoon Willem Wouter Gerritse is professioneel waterpoloër en woont in Boedapest. Zelf heeft hij ook heel wat afgereisd. Dat begon al tijdens de oorlogsjaren in de jaren veertig, de periode van zijn jong volwassenheid. Overeenkomst tussen deze leden van de familie Rijnders? ,,Doorzetters zijn het, allemaal”, zo meldt Jan Rijnders trots. Het is een eigenschap die (groot)vader Jan via de genen lijkt te hebben doorgegeven.

AMERSFOORT - Ogenschijnlijk kleine gebeurtenissen of verschillen, kunnen grote gevolgen hebben. Wie daarover kan meepraten is Amersfoorter Jan Rijnders. In zijn ruime seniorenwoning naast Nijenstede, blikt hij terug op een bijzondere periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een korte periode die bepalend bleek voor de rest van zijn leven.

door Herma Klein Kranenberg

,,Vijf dagen kwam ik tekort. Mijn geboortedatum, 27 december 1924, bepaalde dat ik tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland moest voor de Arbeidseinsatz. Werken dus, voor de Duitsers. De oproep gold voor mannen met als geboortejaar 1923 en 1924. Stel dat mijn moeder het vijf dagen had weten te rekken, wat dan? Feit is wel dat ik een avontuurlijke tijd heb gehad. Moeilijk soms, maar ook leerzaam. Dat is me later van pas gekomen, privé en in mijn tweeënveertigjarige carrière bij de NS.”

Het lot besliste dat hij moest. Tewerkgesteld via de arbeidsinzet in Frankfurt am Main, gevangen genomen na een in eerste instantie geslaagde vluchtpoging, vervolgens ondergedoken bij een ‘goede’ Duitse boer en uiteindelijk bij de geallieerden beland. Als tolk vergezelde hij aan het einde van de oorlog de oprukkende Amerikaanse troepen, onder leiding van de markante generaal Patton.

Generaal Patton

,,Patton heb ik vanuit de verte meegemaakt. Naar hem gesalueerd en bevelen in ontvangst genomen. Dichterbij niet hoor, daarvoor was hij veel te hoog in rang. Maar toch. Hij drukte zijn eigen stempel op het regiment. Een aparte man met een ijzeren wil en heel eigen opvattingen. Persoonlijk had hij wel door willen stoten met het leger, tot aan Berlijn het liefst. De afspraken van de leiders verhinderden dit. Hij moest halt houden. Dat frustreerde hem zeer.”

,,Jaren later was ik voor mijn werk onderweg in de trein naar Boedapest. Tegenover mij zat een Amerikaan met wie ik aan de praat raakte. Bleek dat hij een verre neef was van generaal Patton. Heel eigenaardig was het om een familielid van de man die ik gediend heb, zo te spreken.”

Jan Rijnders verhaalt van meer curieuze ontmoetingen. De ene na de andere anekdote komt voorbij. Over zijn werkend bestaan na de oorlog, in dienst van de spoorwegen, maar vooral ook over de tijd die beslissend is geweest voor de manier waarop hij in het leven staat: de oorlogsjaren die hem in snel tempo volwassen maakten.

,,Na mijn eindexamen was ik een broekie van zeventien. Lekker zeilen met mijn vrienden in Loosdrecht of uit met een meisje, mijn ideale tijdsbesteding. Mijn ouders dachten daar anders over. Gelijk hadden ze hoor, zeg ik nu. Zelf altijd bezig en door avondstudie ver gekomen, vonden ze beiden dat ik ook aan de slag moest. Mijn vader heeft zichzelf opgewerkt. Begonnen in de bouw, ‘s avonds in eigen tijd naar de ambachtschool. Uiteindelijk werkmeester geworden bij de spoorwegen. Mijn moeder diende in een gezin van goede komaf, daar had haar vader scherp op gelet. Daardoor werd ze aangemoedigd om haar talenten te gebruiken. Ze was een slimme, doortastende vrouw die haar kansen greep”, gaat Rijnders verder.

,,Engels wilde ik studeren, in Utrecht, de stad waar we woonden. Door de oorlog kon dit niet. Mijn oudste broer regelde een werkplek voor me als medewerker bij de buitendienst van de provinciale voedselcommissaris. Dat die door de Duitsers ingesteld was, zinde mijn vader in het geheel niet. Door hem kwam ik bij de binnendienst van de spoorwegen aan het werk. Bovendien, zo dacht hij, was dit een veilige plek voor mij; medewerkers van de spoorwegen waren immers vrijgesteld van de Arbeidseinsatz.”

Dat duurde tot 4 oktober 1943.

Arbeitseinsatz

Toen moest ook Jan naar Duitsland, naar Frankfurt am Main. Als medewerker bij het loket handbagage en later bij de expressgoederenafdeling, had hij contact met alles en iedereen. Jan bemiddelde bij allerhande praktische zaken. Zijn natuurlijke charme en vermogen snel contact te maken, in combinatie met zijn talenkennis, maakten dat hij zich tot een vertrouwensman ontpopte.

,,Ik sprak goed Duits, dat hielp natuurlijk. Daarbij kon ik mensen aardig inschatten. Al pratend kom je er vanzelf achter met wat voor type mens je te doen hebt. Ik herinner me nog een oudere man, voormalig Uhlan uit het Keizerlijke Leger. Hij kon daar smakelijk over vertellen. Die man was gepokt en gemazeld, moest niets maar dan ook niets hebben van de nazi’s. Dat toonde hij niet openlijk natuurlijk, maar onderling wisten we dit van elkaar. Na een Hitlergroet van iemand prevelde hij binnensmonds: ‘Leck mich am Arsch.’ Daar gniffelden we dan samen om.”

‘Voor jezelf proberen op te komen, als je denkt dat ze de verkeerde kant opgaan met je. Verantwoordelijkheid nemen. Tijdig tegengas geven.’ Deze opvattingen kreeg hij zelf van huis uit mee. Op zijn beurt heeft hij geprobeerd dit zijn kinderen mee te geven als belangrijke waarden in het leven. ,,Als ik zie dat iets beter kan, kan ik bijna mijn mond niet houden. Als het echt fout gaat, spring ik erin.”

Tweeënveertig jaar werkte Rijnders voor de NS op diverse posten in binnen- en buitenland. Altijd geïnteresseerd in wat mensen beweegt, in hoe ze willen werken en hoe ze kunnen excelleren. ,,Een man in een werkplaats in Zurich heeft dezelfde mentaliteit als een wielendraaier in Haarlem. Daar waar we allemaal denken heel verschillend te zijn, lijken we heel erg op elkaar. Mensen doorgronden en motiveren had altijd mijn aandacht.”

Een gevoelsmens met veel sensitiviteit, en tegelijkertijd een scherp analyticus die geen blad voor de mond neemt. Ongetwijfeld eigenschappen die Jan door de oorlog hebben geloodst. ,,Verschillende keren zat ik in het nauw in vijandelijk gebied. Ik ben een paar keer gevlucht. Belandde in een huis van de Gestapo. Van daaruit werd ik weer teruggebracht onder de dreiging: ‘Nog één ontsnappoging, dan wacht het concentratiekamp’. Na mijn tweede vluchtpoging kwam ik bij een boer terecht waarvan ik voelde, ‘die deugt wel’. Voorzichtig tastten we dit over en weer af. Een soort spel tussen geesten. Voor mij een risico, maar voor hem ook! Het pakte goed uit.”

,,Vanwege de aanhoudende beschietingen uit de lucht konden we amper wat doen op de akkers, het was vooral klussen in en rond het huis.” Toen de Amerikanen kwamen en de plaatselijke school hadden ingenomen, zocht Jan contact. ,,Ik klopte aan bij een sergeant om sigaretten. Ik zei: ‘Ik hoor bij jullie, bij de geallieerden.’ Mijn relatief goede Engels viel op. Later vroegen ze of ik mee ging, als tolk.”

Na twee dagen schietinstructie vertrok Jan, mee met het oprukkende Amerikaanse leger. Veel heeft hij voorbij zien komen. ,,De meeste Duitsers gaven zich opgelucht over, waren blij dat het voorbij was. Er waren ook fanatieke groepen SS-ers, die zich liever dood vochten dan dat ze zich overgaven.”

Verhoren

Hij zwijgt, wil hierover niet te veel uit de doeken doen. Over de verhoren van de krijgsgevangen SS-ers waarbij hij tolkte: ,,Dat was niet prettig. De fanatiekelingen waarvan je wist en voelde dat ze meer wisten, hielden hun mond stijf dicht.” Later heeft hij er nog veel aan teruggedacht. ,,Hoe mensen zich kunnen opstellen, in het goede maar ook in het slechte. Daar leer je veel van.”

Enige tijd na het tekenen van de vrede is hij nog een aantal maanden tolk geweest in enkele krijgsgevangenkampen in Frankrijk. Een Amerikaanse kolonel met Zeeuws bloed, die hem als een zoon zag, vroeg hem daar te blijven. Hij twijfelde, vroeg bedenktijd. Het werd een ‘nee’. Heimwee naar huis, naar zijn ouders, zijn vrienden, maakten dat hij in december 1945 vertrok met bestemming Nederland.

Niemand wist of hij nog leefde. ,,Hoewel het maar een haartje scheelde of ik was op de thuisreis verongelukt op de oude Arnhemseweg. Ik kreeg een lift van een dronken Canadees. Bijna eindigden we tegen een boom.”

Vlak voor Kerst klingelde de deurbel in het ouderlijk huis. ,,De buurvrouw zag me het eerst, daarna hing mijn moeder huilend uit het raam. Mijn vader was ontroerd.”

Vijf dagen kwam hij te kort om de Arbeitseinsatz te ontlopen, vijf dagen die zijn leven kleurden. Maar zijn 21e verjaardag, op 27 december 1945, vierde hij thuis. Voorgoed volwassen.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie