De Lange Jan staat alleen sinds een buskruitontploffing in de kerk in 1787. Winnares Elmine Wijnia haalde raakte geïnspireerd door onder meer deze gebeurtenis, de vuurwerkramp en 9-11.
De Lange Jan staat alleen sinds een buskruitontploffing in de kerk in 1787. Winnares Elmine Wijnia haalde raakte geïnspireerd door onder meer deze gebeurtenis, de vuurwerkramp en 9-11. Foto Rinus van Denderen

Elmine Wijnia wint schrijfwedstrijd bibliotheek Eemland

18 februari 2021 om 17:58 Kunst

AMERSFOORT Schrijven kan Coronaproof. Een prijsuitreiking helaas niet. Na twee keer te zijn uitgesteld, was het woensdag 17 februari toch zover. In de online prijsuitreiking werd de winnaar bekend gemaakt van de schrijfwedstrijd die de Bibliotheek Eemland in november uitschreef naar aanleiding van Nederland Leest. Het thema was ‘kleine geschiedenis, grote verhalen’. Winnares Elmine Wijnia koos met ‘De schop’ voor de ontploffing van Onze Lieve Vrouwekerk. 

De tweede èn de publieksprijs ging naar Kim Hop. Zij schreef het verhaal Perenboom over de Joodse schrijver en kunstenaar Uriel Birnbaum die ooit in Amersfoort woonde. De derde prijs ging naar Frans van der Eem uit Leusden voor zijn verhaal ‘Memento Mori’, naar aanleiding van een kort filmpje over Amersfoort. 

De jury over het winnende verhaal ‘De schop’: ,,De eerste prijs is voor een verhaal dat zich afspeelt in Amersfoort in het jaar 1787, rondom de dag waarop een grote brand - veroorzaakt door ontploffend buskruit - de Onze Lieve Vrouwekerk vernietigde, de kerk waarvan we nu alleen nog de toren overhebben. Een fascinerende geschiedenis, verteld vanuit een bijzonder karakter; een dier dat eerst lijkt op te treden als toeschouwer of alwetende verteller, maar later misschien toch een grotere rol blijkt te hebben gespeeld.”

,,Het is een klassiek verhaal, met kop en staart, in korte, krachtige zinnen. Als vier mannen in café Onder de Linde praten over de ramp zeggen ze weinig, maar als lezer voel je hun ingehouden emoties des te beter. Een ander interessant gegeven in het verhaal is ‘tijdloos’; de reactie van de mensen op de ramp, het speculeren over de oorzaak, het direct neerleggen van de schuldvraag. De jury vond het mooi om te zien dat dit ook terugkwam in de motivatie van de schrijver.”

Speculeren is een menselijke reactie op een heftige gebeurtenis die je niet echt kunt begrijpen

WAAROM GEEN KERK De auteur Elmine Wijnia zelf over dit verhaal: ,,Ik woon sinds drie jaar in Amersfoort. Lopende door de stad vroeg mijn dochter van vier waarom er geen kerk meer was bij de Onze Lieve Vrouwetoren. Ik ging zoeken naar een antwoord en ontdekte zo dat de kerk ontploft was. Een ontploffing in een stad ken ik. Voor ik naar Amersfoort verhuisde, woonde ik in Enschede. Ook op 13 mei 2000.”

,,In de eerste dagen na de vuurwerkramp waren er heel veel speculaties. ‘Er moesten wel bommen opgeslagen liggen.’ ‘Ik heb veel meer lijkwagens gezien dan het aantal doden dat ze noemen’. ‘De burgemeester heeft valse vergunningen verleend.’ Een jaar later, twee weken na 9-11, was ik op bezoek bij een vriend in New York. Terwijl vrachtwagens af en aan reden met puin, hoorde ik in een restaurant dezelfde speculaties als een jaar eerder in m’n thuisstad. ‘Er moeten veel meer doden zijn dan ze zeggen.’ ‘Die torens kunnen niet zomaar door een vliegtuig ingestort zijn.’ Toen viel bij mij het kwartje. Speculeren is een menselijke reactie op een heftige gebeurtenis die je niet echt kunt begrijpen.”

,,Toen ik het thema van de schrijfwedstrijd las, dacht ik aan die ontploffing in Amersfoort. Ook toen moeten mensen hebben gespeculeerd na afloop. Wat zouden ze elkaar toen verteld hebben vlak na de ontploffing?”

Hieronder het winnende verhaal van Elmine Wijnia.

De schop
Ik schrik wakker van het geluid van de openzwaaiende deur. Drie mannen stampen in de schemer stof uit hun schoenen en stappen Onder de Linde binnen. Ik til m’n kop een beetje op en snuif de lucht op die ze mee naar binnen nemen. Kou en rook. Op een normale dag jaagt Jan mij weg zodra er gasten zijn, maar dit is geen normale dag. De straten zijn uitgestorven. Tot deze mannen binnen kwamen waren Jan en ik alleen. Ik leg m’n kop weer neer. Voorlopig lig ik goed.

De mannen gaan aan de toog zitten. Deze mannen bestellen elke dag hetzelfde, toch vraagt Jan wat ze willen drinken.
“Lelie.”
“Klaverbladje.”
“Doe mij ook maar een Lelietje.”
Jan schenkt het bier in en zet de pullen op de bar. Ze proosten vandaag niet. De mannen nemen elk een teug.
“Hoe was het vandaag, Arent?”
Arent zit tussen Johan en Gerard in. Z’n ellebogen leunen op de bar.
“Verschrikkelijk.”
Meer zegt Arent niet. Ook de andere twee mannen staren stil voor zich uit. Jan loopt naar de keuken. Hij stookt het vuur op en pakt een pan. Ik spits m’n oren. Wat gaat er in die pan? Een flard van gebakken spek zweeft voorbij. Ik knijp m’n ogen dicht en snuif de lucht zo goed mogelijk op. Dat is nog eens wat anders dan de kippenbotten die ik na sluitingstijd toegeworpen krijg.

“Hier, jongens.”
Jan zet drie borden met spek en ei voor de mannen neer. Ik zie hoe ze die spekrepen in rap tempo naar binnen werken. Blijkbaar krijg je honger van stenen sjouwen.
“Het was verschrikkelijk, Jan,” herhaalt Arent.
“Wat hebben jullie gevonden?”
“Vingers. Afgereten vingers,” zegt Gerard.
“Een voet in een schoen. Zonder been,” zegt Arent.
Even is het weer stil.
“Het hoofd van Meyer,” voegt Johan toe.
Alle vier de mannen zwijgen. Arent neemt nog een slok. Johan draait z’n glas heen en weer. Gerard zucht. Jan schenkt nu ook voor zichzelf een pul bier in en gaat aan de hoek van de bar zitten.
“Mijn hemel,” zegt Jan dan. “Het was ook zo’n dreun. De ramen aan de voorkant golfden helemaal. Toen die rook. Verstikkend. Ik heb m’n gasten naar huis gestuurd. Ik dacht, straks staat de hele binnenstad in lichterlaaie. Eenmaal buiten trok de rookpluim aan me. Ik kwam mensen met bloed op hun kop tegen. Overal waren ramen stuk. Toen zag ik een rij mensen met blusemmers. Ik ben maar in die rij gaan staan.”
Gerard gebaart naar Jan dat ‘ie nog een pul wil.
“We komen steeds lager in het puin. Daar liggen de mensen. Of wat er van over is,” zegt Arent.
Het stof op de schoenen van deze mannen is van de Onze Lieve Vrouwekerk. Enige dagen geleden, ik tel de dagen nooit, is die ontploft. Ik was gelukkig net op tijd weg. De knal was gigantisch. Ik hoor nog steeds minder goed. Gister ging ik voor het eerst even terug. Er staan nog maar een paar stukken muur van de kerk overeind. De toren lijkt onbeschadigd.
“Ze zeggen dat ze tot nu toe tien man missen. Dat kán niet kloppen,” zegt Johan. “Het moeten er veel meer zijn. Alleen vandaag al hebben we zoveel stukken lichaam gevonden.”

Dan begint hij ineens hevig te snikken. Niets voor Johan. Arent slaat Johan een paar keer op z’n schouder. Dan veegt Johan z’n tranen weg met z’n mouw. Jan schenkt z’n pul bij.
“Hoe kan het nou zó ontploffen?” vraagt Gerard zich af.
“Ze zeggen dat er een beetje buskruit lag opgeslagen,” zegt Jan.
“Ik denk niet dat het een beetje was,” zegt Arent. “Om de boel zo te laten ontploffen heb je meer nodig dan een béétje buskruit.”
“Waarom lag het daar eigenlijk?” vraagt Gerard. “Ik bedoel, zoveel heb je toch niet nodig voor een kanon hier en daar? ‘t Is toch onvoorstelbaar dat al dat spul daar zomaar kon liggen. Midden in de stad! In een kerk nog wel!”

Gerard gebaart nu driftig met z’n handen.
“Harderwyck en Methorst moeten hier toch weet van hebben gehad?”
“Gerard, je weet toch hoe bestuurders zijn. Veel lullen en mekaar altijd de hand boven het hoofd houden,” zegt Arent.
“Waar is Leendert als je ‘m nodig hebt, hè?” grapt Jan.
Johan stoot een lachje uit.
“Nou, ik denk dat zelfs Nicasius het dit keer op een lopen had gezet.”
Gerard en Arent lachen nu ook kort.
“Maar toch. Buskruit ontploft niet zomaar,” gaat Gerard verder. “Als je daar aan het werk bent let je toch op? Een vuurtje blus je dan toch meteen?”
“Misschien wisten ze niet wat er lag,” zegt Arent.
“De mensen die we het hadden kunnen vragen hebben we vandaag van de stenen af staan schrapen,” zegt Gerard.
“Ja. Zoals Meyer,” zegt Johan en hij zucht diep.
“Zou iemand van buitenaf de fik erin hebben gezet?” vraagt Gerard.
“Nou, als het aan mij ligt hakken we de koppen van Harderwyck en Methorst eraf,” bromt Johan. Gerard zwijgt en knikt. Arent legt nogmaals de hand op Johan’s schouder.
“Sorry van Meyer, Johan.”
Jan staat op, pakt de borden van de bar en brengt ze naar de keuken.

Ik rek me uit en kijk naar het raam. Donker. Hoogste tijd om m’n maaltijd bij elkaar te sprokkelen. Ik loop naar de keukendeur. Jan doet voor me open. De brandlucht overheerst nog steeds alle andere geuren. Bah. Er zit niets anders op. Ik stap naar buiten. Ik vraag me nu ook af waarom mensen zo stom waren die vaten met buskruit daar neer te zetten. Ik was er die dag, in de kerk. Ik was een rat op het spoor. Ik wilde bovenop ‘m springen toen Meyer me een schop gaf. In m’n haast om weg te komen gooide ik wat flessen om die daardoor stukvielen. Het begon te sissen achter me. Ik sprintte door de zijdeur. Toen volgde die dreun. Zoals ik al zei, ik was net op tijd weg.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie